-
Lichamelijke veranderingen
Uw naaste heeft waarschijnlijk weinig of geen behoefte meer aan eten en drinken. Daardoor valt hij of zij af en verliest spiermassa en energie. U ziet daardoor het lichaam veranderen. Wangen vallen in, de neus wordt spitser en ogen komen dieper in hun kassen te liggen. Omdat uw naaste niet meer drinkt, is de kans op een droge mond groot. Het helpt om de mond te reinigen met een vochtig gaasje met (koud) water, lauwe kamillethee of fris mondwater. Er zijn ook speciale gels en sprays om de mond te verzorgen in de stervensfase. De lippen regelmatig invetten met vaseline of een andere lippenbalsem biedt ook comfort. Bespreek de mogelijkheden met de behandelaar of het zorgteam.
-
Veranderingen in ademhaling
De ademhaling kan in de stervensfase onregelmatig worden. Daarnaast kunnen lange pauzes tussen de inademingen optreden. Veelvoorkomend is Cheyne-Stokesademhaling. Daarbij wordt diep ademhalen afgewisseld met zwak ademhalen en ademstilstand. Na een ademteug gebeurt er dan bijvoorbeeld een hele tijd niets, waardoor het lijkt of iemand al overleden is. Dan klinkt toch een volgende ademteug. De lange pauzes tussen ademteugen ervaart de stervende persoon zelf niet als benauwend. Uw naaste heeft hier dus geen last van. Tijdens het stervensproces kan de ademhaling naast onregelmatig ook reutelend worden. De slikfunctie gaat achteruit, waardoor speeksel in de keel en op de stembanden blijft zitten. Dat zorgt voor dat reutelende geluid. Ook hier heeft uw naaste zelf geen last van.
-
Veranderingen in de bloedsomloop
Om de doorbloeding van hart en longen zolang mogelijk in stand te houden trekt het bloed zich steeds meer terug naar de romp. Daardoor kunnen neus, handen, armen, benen en voeten koud aanvoelen. Soms krijgt de stervende persoon blauwe plekken. Die treden dan als eerste op bij nagels en knieën, later op onderbenen en rug. De kleur van het gezicht wordt grauw. Na de laatste adem trekt alle kleur uit het gezicht weg. Dit trekt later nog bij. Uw naaste zal dan weer meer op zichzelf lijken.
-
Veranderingen in bewustzijn
In de stervensfase is uw naaste minder vaak wakker. Hij of zij is steeds moeilijker te bereiken. Het is goed om te weten dat zintuigen tot in de laatste uren nog behoorlijk goed werken. Het is dus niet zo dat uw naaste zich nergens meer van bewust is. Zo kan hij of zij nog ruiken en hoort wat er gezegd wordt. Ook al kan uw naaste daarop niet meer reageren. Praat dus niet óver uw naaste, maar mét uw naaste. Van fluisteren kan de stervende persoon onrustig worden. Gebruik dus uw normale stemgeluid. Maar praat ook niet te hard. Omdat uw naaste tot op het allerlaatst nog goed kan horen, is het verstandig om voor zoveel mogelijk rust rondom het sterfbed te zorgen.
-
Veranderingen in gedrag
Angst voor de dood, pijn, benauwdheid, onzekerheid over wat komen gaat en lichamelijke onrust kunnen voor zowel uw naaste als uzelf erg zwaar zijn. Uw naaste kan bijvoorbeeld afwezig lijken, veel bewegingen maken, roepen, kreunen of dingen zien en horen die er helemaal niet zijn. Het is niet altijd te achterhalen wat de oorzaak van de angst en onrust is. Als verwant aanwezig zijn, kan uw naaste al rust bieden.