1: Gebruik korte zinnen
Door de dementie kan uw naaste informatie moeilijker verwerken. Het is daarom een goed idee om korte zinnen te gebruiken. Kort én duidelijk, met één boodschap. Dus niet: “we gaan nu naar de supermarkt want het wc-papier is op en we hebben koffie nodig”. Kies in dit geval voor: “we gaan nu naar de supermarkt”.
2: Verbeter niet
Zegt uw naaste met dementie iets dat niet klopt? Verbeter hem of haar dan niet. Dat is niet nodig. Dit kan uw naaste een vervelend gevoel geven. Hij of zij merkt dat hij bepaalde dingen niet goed heeft, niet meer weet of niet meer kan.
3: Ga mee in emoties
Is uw vader, moeder of partner met dementie vanuit het niets verdrietig of boos? Ga mee in de emotie. Geef uw naaste het gevoel dat u begrijpt waarom hij of zij verdrietig of boos is. Ook al weet u niet waar de emotie ineens vandaan komt.
4: Zorg voor structuur
Woont u samen met een ouder of partner met dementie? Zorg dan voor een duidelijke structuur gedurende dag. Zo weet uw naaste waar hij of zij aan toe is. Bijvoorbeeld: om 10.00 uur wandelen we met de hond en om 12.30 uur gaan we lunchen. Een duidelijke kalender en klok helpen hier ook bij.