Mijn carrière in het verpleeghuis is begonnen in de jaren negentig van de vorige eeuw. Als jonge dokter ging ik vanuit mijn coschappen kennis maken met de bewoners van de Amstelhof, gevestigd in een prachtig oud gebouw aan de Amstel in Amsterdam.
Opgericht in 1691, behoorde de Amstelhof tot één van de oudste zorginstellingen van Nederland. Destijds was het voornamelijk bedoeld voor ‘oude’ vrouwen, het ‘oude besjes’-huis. En zo had Amsterdam in die tijd het Oude Mannenhuis, het Burgerlijk Weeshuis en het Besjeshuis. Tegenwoordig is het een prachtig museum: de Hermitage. De oude bewoners hebben plaats moeten maken voor nog oudere museumstukken, de meeste afkomstig van Pieter de Grote.
Als relatief jonge dokter kwam ik al snel in aanraking met vragen rondom de seksualiteit van de toenmalige bewoners. Omdat de Amstelhof midden in de stad lag, nam ik samen met andere verzorgenden regelmatig een aantal mannelijke bewoners van de afdeling psychogeriatrie mee naar de Wallen. Destijds kon een ‘subsidie’ voor dit soort diensten van 250 gulden per bewoner bij de gemeente worden aangevraagd. We maakten er voor de bewoners elke keer een leuk en gezellig uitje van. Dat ging niet altijd zonder slag of stoot. Regelmatig kwam het voor dat een bewoner nadat er een prostituee was bezocht, ‘kwijt’ was.
Met Jan naar de Wallen
Zo herinner ik mij nog Jan, een 69-jarige man met dementie. Hij keek op de Wallen zijn ogen uit en kon maar niet besluiten bij welke dame hij naar binnen wilde gaan. We liepen dus heel wat rondjes, voornamelijk over de Oudezijds Voorburgwal. Na enig aandringen van onze kant, omdat we inmiddels wel wat pijn in onze voeten en dorst kregen, koos Jan een dame uit. De onderhandelingen waren voor ons. Wel vooraf betalen natuurlijk. Jan ging naar binnen, de gordijnen dicht. Nou, die is wel een tijdje onder de pannen, dachten we en we besloten even snel wat drinken te halen.
Terugkomend op de plek waar we Jan hadden achtergelaten, zagen we een leeg raam. Gordijnen open, geen dame te bekennen. Toch maar even aanbellen om te vragen waar Jan was gebleven. Er gebeurde niets. Nog eens bellen. Weer niets. Dan maar tikken tegen het raam. Gelukkig kwam de dame in kwestie toen wel de deur opendoen. “Waar is Jan?” vroegen we in koor. “O, die is al een kwartiertje weg”, zei ze. “Waarnaartoe dan?” De dame haalde haar schouders op en zei in plat Amsterdams: “ik heb geen idee waar die naar toe is gegaan. Anders moet je maar de 6×2 (= politie) bellen!”
‘Het geld is op en het regent’
Dat laatste deden we maar niet. Dat kon altijd nog. We gingen eerst zelf op zoek naar Jan. Al snel zagen we hem op de hoek van de volgende gracht staan. Gelukkig, want het begon een beetje te regenen. Met een grote glimlach op zijn gezicht keek Jan naar boven. Daar stond een dame achter een roodverlicht raam met haar vinger te wenken dat hij naar haar toe moest komen. “Kom Jan!”, riepen we. “We moeten weer terug. Het geld is op en het regent. We worden hartstikke nat.” Gezamenlijk liepen we weer terug naar de Amstelhof.
Behoefte aan intimiteit en seksualiteit bij dementie
Dagelijks Leven heeft geen locaties in de grote steden zoals Amsterdam, dus bezoekjes aan bijvoorbeeld de Wallen zitten er niet meer in. Ook weet ik niet of er tegenwoordig ‘potjes’ bij de gemeente zijn die dat soort uitjes mogelijk maken. Dat wil niet zeggen dat onze bewoners geen behoefte meer hebben aan intimiteit of seksualiteit. Toch lijkt dit een onderwerp dat bij opname niet altijd goed wordt besproken. Daar kwam ik achter toen ik op één van mijn locaties door de verzorging om advies werd gevraagd over twee bewoners die verliefd op elkaar waren. Ze liepen hand-in-hand door de woning en in de tuin. Beide bewoners waren nog getrouwd met partners die regelmatig op bezoek kwamen. Als ze dan op bezoek waren, zagen ze hun partner hand-in-hand lopen met een andere bewoner terwijl ze elkaar kusjes gaven. Dat was natuurlijk erg confronterend voor beide echtelieden.
Échte liefde
De zorgmedewerkers zaten ermee in hun maag en vroegen mij om raad. Wat moesten ze doen? Helemaal nu ze merkten dat de vrouwelijke bewoner in de avond richting de kamer van de mannelijke bewoner ging. Ze konden haar elke keer wel naar haar eigen kamer bewegen, maar dat ging steeds moeilijker.
We besloten in gesprek te gaan met beide partners. Eerst apart, later gezamenlijk. Beide echtelieden gaven aan het niet leuk te vinden hun partner met een ander te zien lopen, maar konden zich daar wel overheen zetten. Immers, de ander deed het niet met opzet en blijkbaar werden ze er gelukkig van. Juist het uit elkaar halen zou verdriet en mogelijk ook problemen geven. Beiden wensten ze dat hun partner niet toe. Als die maar gelukkig was! “Wow! Wat geweldig! Dit is echte liefde!”, dacht ik. We spraken wel af dat als één van de partners op bezoek wilde komen, ze dat ons lieten weten zodat we de beide bewoners even uit elkaar konden halen en de partner even alleen met zijn of haar vrouw/man kon zijn.
Onderdeel van een goed, zinvol en waardig leven
In het gezamenlijke gesprek gaven de partners bij mij aan dat tijdens het opnamegesprek het onderwerp seksualiteit niet was besproken en dat dit als een gemis werd ervaren. Immers, er was voor opname zeker nog sprake van een actieve seksualiteit die door de opname plotseling tot stilstand kwam. Hun advies was dit onderwerp deel uit te laten maken van het zogenaamde ‘advanced care planning’ ofwel ‘het toekomstige zorg plannings’ gesprek. In dit gesprek moet niet alleen de wensen ten aanzien van behandelingen worden besproken, maar ook de wensen om een goed, zinvol en waardig leven te leiden. Seksualiteit en intimiteit maken daar onmiskenbaar deel van uit.