Na het overlijden van zijn moeder besloot Peter van Maurik een gift te schenken aan Het Houwinghuis in Den Helder, waar zij de laatste drie jaar woonde. Met een schitterende brief erbij, voor de medewerkers van de kleinschalige woonzorglocatie voor mensen met dementie. “Ik vind dat ze ongelooflijk goed voor mijn moeder gezorgd hebben. En dan zeggen ze ‘dat is toch vanzelfsprekend’. Maar nee, dat is níet vanzelfsprekend.”
‘Dank jullie wel voor het blijven zien van Thil’, schrijft Van Maurik in de brief, die de medewerkers van Het Houwinghuis stuk voor stuk even stil kreeg. “Het team heeft mijn moeder echt leren kennen”, licht hij toe. “Medewerkers hebben steeds gekeken naar wie Thil wás, maar ook naar wie ze door haar ziekte wérd. En hoe ze daar zo goed mogelijk bij aan konden sluiten. Wat heeft ze nú nodig?” Zijn moeder werd erg onrustig door haar dementie, vertelt Van Maurik. Ze ging bijvoorbeeld dwalen. En hoewel ze het gezelschap van de andere bewoners vaak erg gezellig vond, werd het haar soms ook te veel. “Medewerkers hadden dat feilloos in de gaten. Dan creëerden ze een rustmoment. Mijn moeder was dan wel patiënt, maar vooral ook mens. Ze bleven haar als mens zien.”
Niemand gaat voor z’n plezier in een verzorgingshuis wonen
Natuurlijk ga je niet voor je plezier in een verzorgingshuis wonen, zegt Van Maurik, die aan wil geven dat het ondanks zijn lovende woorden ook zeker wel wennen was. “Mijn moeder woonde de laatste tweeëneenhalf jaar voor haar verhuizing naar Het Houwinghuis in een serviceflat bij ons om de hoek. Wij waren haar mantelzorgers. Maar ze ging dwalen, sloot zichzelf een keer buiten: op een gegeven moment ging dat niet meer. Dat merkte zijzelf, dat merkten wij en dat merkten de buren. Maar mijn moeder had toch die wens om zelfstandig te blijven. Ik denk dat dat voor iedereen een tweestrijd zou zijn. Je weet dat het verstandig is om te verhuizen, omdat je voelt dat er iets niet goed zit, maar denkt ook ‘nee, dat hoeft niet, ik kan het toch nog zelf?’”
Na haar verhuizing was er toch vrij snel wel rust, vertelt Van Maurik. “Ook voor ons. Als mantelzorger kan je niet altijd in de buurt zijn, terwijl mijn moeder dat op een gegeven moment wel nodig had. In Het Houwinghuis is er altijd iemand. Zij zien de hele dag wat er gebeurt. En hoe zij daar dan mee omgingen, dat vond ik heel knap. Mijn moeder heeft het fijn gehad. Zo schreef ze graag gedichten, en dan vroegen ze haar of ze die voor wilde dragen. Ze praatten met haar over Delft, waar ze vandaan kwam. Ze lieten haar doen wat ze graag deed. Dat gaf mijn moeder het gevoel: deze mensen zijn vriendelijk tegen mij, zij kennen mij.”
Echt teamwerk in Het Houwinghuis
Maar er waren ook moeilijke momenten, die alles met het ziektebeeld te maken hadden, vervolgt Van Maurik. Dan was er onrust, wilde zijn moeder naar huis. “Vaak wisten de medewerkers het op te lossen, de onrust weg te nemen. Als het echt niet ging, vroegen ze ons om hulp. Echt teamwerk. Zo voelde het. Tot op het allerlaatst. Die laatste fase van dementie heb ik wel als heel lastig ervaren. Mijn moeder had heel veel één-op-één-aandacht nodig. Die capaciteit was er niet altijd. In die periode werkten we ook heel erg als team, zijn wij er veel bij geweest.”
“Terugkijkend denk ik: het had niet beter gekund. Ze hebben het ongelooflijk knap gedaan, binnen de grenzen waar je tegenaan loopt in de ouderenzorg. Het team heeft echt altijd goed met ons gecommuniceerd, ons geïnformeerd, meegedacht. En dan zeggen ze: ‘dat is toch vanzelfsprekend?’ Maar dat is níet vanzelfsprekend. Ik vind Het Houwinghuis een voorbeeld van hoe het óók kan in de ouderenzorg. Omdat de medewerkers de juiste balans weten te vinden tussen de patiënt en de mens. Want je kunt wel zeggen: we zien alleen maar de mens achter de ziekte, maar er is wél sprake van een ziekte; dementie. Daar moet je wat mee, dat kun je niet negeren.”
Dit is wat zorg zou moeten zijn
Als elke woonzorglocatie van Dagelijks Leven zo werkt als Het Houwinghuis, dan is Nederland een bijzondere zorgorganisatie rijker, zegt Van Maurik. “Ik heb nooit het gevoel gehad dat er een grote, landelijke organisatie achter zat. Het team werd gelaten, maakte eigen keuzes. Het voelde daardoor heel lokaal, echt kleinschalig. Je merkt wel dat Dagelijks Leven op de achtergrond ondersteunt, maar ze bemoeien zich niet overal mee. Daarmee kom je al heel ver in het creëren van de optimale omstandigheden voor medewerkers, zodat zij op een goede manier voor de bewoners kunnen zorgen. Zoals in Het Houwinghuis. Het is in mijn ogen een zorglocatie in de mooiste zin van het woord: dit is wat zorg zou moeten zijn.