“Hoge heren in mooie kleren en dan Jantje Akkerman er achterân.” Annigje heeft de ziekte van Alzheimer en haar kortetermijngeheugen laat haar in de steek. Daarentegen weet Annigje ontzettend veel spreekwoorden en gezegdes. Zij deelt deze dan ook heel graag met iedereen. Ook als je het niet horen wil.
Het is half zes, alle dames zitten aan tafel voor de broodmaaltijd. Collega Esther, leerling helpende plus, begeleidt de grote tafel waar de meeste dames aan zitten. Het is een heen en weer geschuif van brood, boter en beleg. De dames begrijpen elkaar vaak niet meer als gevolg van de dementie. Esther probeert alles in goede banen te leiden.
‘Ja, dat zeiden ze vroeger, hè?’
Terwijl ze het brood aan een bewoner doorgeeft, reageert zij op Annigjes uitspraak over “hoge heren”. “U bent van de spreekwoorden en gezegdes toch, Annigje? Wat betekent ‘hoge heren in mooie kleren en Jantje Akkerman er achterân’?” Annigje denkt even na en zegt dan “Ja, iets van de kerk hè… even nadenken, even wachten…” Annigje fronst en denkt diep na. Ik wil haar graag op weg helpen: “Annigje, is dat niet dat eerst de rijke, dure heren komen in hun mooie kleding?” Annigje herinnert het zich opeens weer. “JA! Zo was het! En daarna komt Jantje Akkerman, het klootjesvolk zeg maar! Ja, dat zeiden ze vroeger hè…”
“Wat goed dat u dat weet!” zegt Esther tegen Annigje, die ondertussen rijkelijk haar brood belegt. Annigje houdt van lekker eten. Zij geniet van het eetmoment, vooral als ze lekker kan kletsen, zoals vanavond. “Weet u nog meer gezegdes over de kerk?” vraagt Esther. Annigje denkt na over de vraag. “Ja,” zegt ze, “hoe ging-ie ook alweer…” Annigje kijkt haar buurvrouwen vragend aan. Er wordt wat gemompeld. “Ja, ik weet het niet precies, weet jij nog hoe die ging?” Annigje zegt: ”Het was iets met ‘kerk’ erin…” Esther en ik moedigen haar aan. “Ja, Annigje, iets met een kerk? Vertel eens”. Esther en ik hebben oogcontact waarin trots, tederheid en plezier te zien is.
‘Martha en Hendrika beginnen al te gniffelen’
Annigje worstelt zich door haar herinneringen heen terwijl ze steun zoekt bij haar medebewoners. Helaas kan niemand haar bijvallen. Annigje zegt aarzelend: “Ja… iets met kerk en zingen..” Ik kijk Esther aan en zie aan haar geschrokken, blozende blik dat zij het spreekwoord herkent. “Jaha Esther, dat bedoelt Annigje! Hoe gaat dat spreekwoord ook al weer?” zeg ik. “Nee, dat bedoelt u toch niet, Annigje”, zegt Esther. “Jawel! Let maar op!” zeg ik op een plagende toon. Ik heb nu al lol en merk dat de twee dames met wie ik aan tafel zit het ook in de gaten krijgen welke kant het gesprek op gaat. Martha en Hendrika beginnen al te gniffelen.
Annigje peinst en peinst…. “Ja! Ik weet het!” Ik zit er helemaal klaar voor en terwijl ik mijn blozende collega aankijk zegt Annigje hardop en vol overtuiging: “Voor het zingen de kerk uit!”