Ik begin aan mijn dagdienst bij Het Emmerdennenhuis. Het is weekend, en dat betekent dat de kok vrij is en ik vandaag mag koken voor de bewoners. Een maaltijd bereiden voor zoveel mensen, dat was wel iets waar ik in het begin heel erg aan moest wennen. Maar ik vind het nu eigenlijk wel een leuke variatie! Vandaag eten we zuurkool-zomerstamppot. Heel eerlijk niet mijn ding, maar wel die van de mensen blijkt later. Als ik net goed en wel in de keuken sta, komt er een bewoner wat onrustig naar binnen lopen. Hij heeft het over de boodschappen. Hij mist iets.
“Ik wil wel boodschappen doen, maar dat is me te ver lopen”, zegt hij. “De boodschappen komen na het weekend weer binnen,”, stel ik hem gerust. “Ja, maar ik wil wel mee kunnen denken”, antwoordt hij. “Dat mag zeker”, zeg ik. “Dat is ook niet meer dan logisch.” Karel lijkt gerustgesteld en zegt: “oké, dan ga ik na het weekend met de kok in gesprek.” Ik antwoord dat dat helemaal prima is. Karel
De rest van de ochtend blijft Karel bij me in de keuken staan kletsen. We hebben het over van alles en nog wat, en ik merk dat hij het fijn vindt zo even ‘gezien’ en ‘gehoord’ te worden. Als ik hem vertel dat we zuurkoolstamppot eten, zegt hij: “Lekker! Dan eet ik deze keer wel mee.”
Hij vertelt me over zijn gevoel dat hij mee moet doen aan een soort systeem, en hij zich niet verplicht wil voelen om te eten wat de pot schaft. Ik zeg dat dat ook helemaal niet hoeft. “Als je niet mee wil eten, is dat ook prima, smaken verschillen nu eenmaal. Maar we kunnen natuurlijk ook niet voor elke bewoner wat anders maken.” Dat begrijpt Karel. Hij vertelt dat hij Indiaas eten zo lekker vindt en dat hij soms in een Indiaas restaurant gaat eten met zijn dochters. Hij zit behoorlijk op de praatstoel, echt supergezellig vind ik het.
‘Ik heb toch zeker geen rollator nodig!’
Op een gegeven moment zegt hij ineens tegen me: “Goed, ik zal gaan, want ik houd je alleen maar op.” “Welnee joh”, zeg ik, “ik vind het juist gezellig, anders sta ik maar zo alleen.” “Oké, dan blijf ik nog even”, antwoordt Karel met een voorzichtige lach. Hij vertelt me over de vergeetachtigheid van de mensen hier en dat hij daar geen last van heeft. Later praat hij zichzelf weer tegen, als hij zegt dat hij altijd van alles kwijt is. Dan heeft hij het ineens over zijn rollator, dat hij dat maar onzin vindt. “Ik heb bij de motorclub gezeten, je wil niet weten hoe vaak ik toen onderuit ben gegaan. Even het zand van me afkloppen en weer door. Ik heb toch zeker geen rollator nodig!” Ik praat wat met hem mee, wijs hem voorzichtig wel wat op zijn veiligheid, dat het goedbedoeld is van ‘die mensen‘ die hem steeds wijzen op zijn rollator. Hij lacht wat, beaamt het stiekem ook wel een beetje en zegt dat ik hem vast ook heel oud vind. “Nee joh” zeg ik grappend, “je ziet er nog superjong uit!” Hij moet erom lachen.
Als ik stamp, houdt hij de pan vast, en andersom
Ik vraag hem of hij vroeger ook wel kookte. “Jazeker”, zegt hij. “Wil je me helpen met de stamppot te stampen?” “Ja hoor, dat wil ik wel, dat vind ik juist leuk!” Zo gezegd, zo gedaan. Samen staan we daar de grote pan met stamppot te stampen. Hij geniet er zichtbaar van dat hij zich zo nuttig kan maken. “Als het niet meer gaat, moet je het zeggen hè”, zeg ik tegen hem. “Ook al zou dat zo zijn, dan zal ik me nooit laten kennen, hoor.” Toch gaan z’n armen steeds iets langzamer. Hij vindt het zo te zien best zwaar, zo’n grote pan. Net op het moment dat ik dat denk, stopt hij ook en zegt dat hij het zo wel goed vindt. Zo houdt hij zich toch aan z’n woord van het niet toegeven, haha.
We wisselen elkaar af met stampen en hij helpt me tot het bittere eind. Als ik stamp, houdt hij de pan vast en andersom. Ik zeg hem dat ik hem dankbaar ben voor zijn hulp. Alleen had ik het nooit zo goed voor elkaar gekregen. “Nee, dat had je zeker niet”, zegt hij overtuigd. Volgens hem is het nu extra smeuïg. Inwendig lig ik in een deuk om hem. Wat een lieve, leuke bewoners hebben we toch en wat een dankbaar werk!
Vol trots ziet hij dat iedereen het bord leegeet
Als het eten klaar is, bedank ik hem en hij bedankt mij. Hij zegt dat hij nu dan toch ook maar gauw aan tafel gaat zodat hij z’n zelf gestampte eten kan gaan nuttigen. En daar gaat hij, mét zijn rollator (zonder dat ik hem er op hoef te wijzen) naar de huiskamer. Hij kijkt vol trots als even later blijkt dat bijna iedereen zijn bord heeft leeggegeten. In zijn woorden: een genot om te zien. Er is zelfs iemand die eerst wat liet liggen, maar na aanmoediging van Karel toch het bord schoon leeg heeft, vertelt hij. “Dat hebben we dan toch maar even heel goed gedaan samen, Karel!” zeg ik. “Ja, en ik vond het ook nog eens leuk om te doen”, antwoordt hij. Na het eten gaat hij moe maar voldaan naar zijn studio. Als ik nog even bij hem ga kijken heeft hij het nog over de stamppot. Voor herhaling vatbaar, daar zijn we het over eens!
Francisca schreef voor de website van Dagelijks Leven eerder al een prachtig gedicht over wat onze visie voor haar betekent. Het gedicht is hier te lezen. Met haar blogs laat ze zien hoe Ken mij, Hoor mij, Zie mij, Laat mij eruitziet in haar dagelijkse praktijk.