Annie van Osch zorgt er als allereerste bewoonster van Het Boomgaardhuis in Geldermalsen al ruim anderhalf jaar voor dat elke nieuwe bewoner zich snel thuis voelt. En ondanks haar eigen rollator helpt ze anderen uit hun stoel als het nodig is, vertelt haar dochter Ellen. “Mama is heel zorgzaam, en moet daarin ook weleens een beetje afgeremd worden. Maar dat weten ze hier, ze kennen haar echt.”
Speciaal voor de foto’s zitten de haren van Annie vandaag mooi in de krul. Ze voelt er even aan. “De zuster heeft gisteravond de rollers voor mij ingedraaid. En kijk, mijn nagels zijn mooi gelakt, dat doen ze hier ook.” Het is belangrijk voor haar moeder om er netjes uit te zien, vult dochter Ellen aan. “Voor mij ook. Voor mijn vader overleed, heb ik hem beloofd dat ik ervoor zou zorgen dat mama er altijd netjes bij zou zitten. Het is fijn dat de medewerkers weten hoe belangrijk dat is en daar aandacht voor hebben.”
‘Medewerkers weten precies wat belangrijk voor haar is’
Annie was naar eigen zeggen eigenlijk nog “te goed”, toen ze anderhalf jaar geleden naar Het Boomgaardhuis verhuisde. Wel voelde ze zich steeds eenzamer na het overlijden van haar man. “Maar ik deed alles nog zelf”, vertelt Annie. “Het gras maaien, koffiezetten voor het bezoek. Ik was ook wel een beetje boos toen begeleid wonen ter sprake kwam, ik redde me nog.”
De casemanager spoorde hen aan om toch eens bij Het Boomgaardhuis te gaan kijken. Want: je weet niet hoe lang het thuis nog goed gaat. Ellen: “Ik ben daar nu zo dankbaar voor. Omdat ze zelf heel bewust de keuze heeft gemaakt om te verhuizen, maar ook omdat de medewerkers haar goed hebben leren kennen. Hoe ze écht is. In een latere fase van dementie is het voor het team lastiger om te ontdekken wie iemand is, waar die van houdt en wat belangrijk is voor die persoon. Van mijn moeder weten ze dat precies.”
Dat ze er graag netjes uitziet, bijvoorbeeld, maar ook hoe ze haar vrijdagavond het liefst doorbrengt. Annie: “Die was bij ons thuis altijd gezellig, echt op z’n Brabants, met een borreltje een hapje. Dat heb ik gezegd en nu is het dat hier ook. Dan drink ik een advocaatje en spelen we een potje Rummikub, hartstikke leuk. Ik ben dat zo gewend hè.”
‘De zusters zeggen altijd: Annie, jij moet bellen, maar dat doe jij nooit’
Het team heeft echt aandacht voor haar moeder, merkt Ellen. “Even die aai over de bol of een praatje. Als ik mijn moeder aan de telefoon heb en doorheb dat ze verdrietig is, dan bel ik naar de zorg en dan gaan zij naar haar toe. Die korte lijnen zijn voor ons als kinderen heel fijn. Ze remmen haar trouwens ook af als ze te veel zelf wil doen, zich te druk maakt. Ze loopt achter een rollator maar dan staat ze toch weer een andere bewoner uit de stoel te helpen, bijvoorbeeld. Ze vangt ook alle nieuwe bewoners op, daar is ze heel zorgzaam in.”
Dat doet ze, zegt Annie, omdat ze weet hoe belangrijk dat is. “Het is een grote stap. Laatst liep hier een nieuwe mevrouw over de gang, die niet goed wist waar ze heen moest. Dat is moeilijk, hoor. Dan zeg ik, nou het is tijd voor koffie, kom maar mee.”
Maar die zorgzaamheid zorgt er soms voor dat ze zichzelf in Het Boomgaardhuis een beetje voorbijloopt, weet Ellen. Haar moeder knikt. “De zusters zeggen altijd: ‘Annie, jij moet bellen, als er iets is. Dat doe je nooit.’ Bijvoorbeeld als ik verdrietig ben, omdat ik mijn man mis. Of als ik midden in de nacht wakker word en niet weet hoe laat het is. Dan kleed ik me al aan, maar dan is het soms nog maar 3.00 uur ‘s ochtends.”
Dagelijkse agenda
Haar moeder heeft veel behoefte aan structuur, vult Ellen aan. “Ze wil graag weten wat er gaat gebeuren, anders wordt ze onrustig. Maar een agenda is ook verwarrend: want welke dag is het eigenlijk? Ook daarin ondersteunen ze haar hier ontzettend fijn.” Ze laat een bordje zien waarop de zorg nu elke avond zet wat er de volgende dag op het programma staat, met het tijdstip erbij. “Kijk, vandaag is om 8.45 uur de pedicure geweest, 12.30 uur is het tijd voor het eten. Gewoon een agenda voor één dag, heel overzichtelijk. Dat helpt heel goed. Ze kijken hier echt naar elke individuele bewoner: wat is nodig, welke behoeftes zijn er, wat kunnen wij doen?”
Er is nog wel meer dat Ellen wil vertellen over Het Boomgaardhuis, zegt ze terwijl ze lachend twee uitgetypte A4tjes erbij pakt. “Ik heb even een lijstje gemaakt, zodat ik niets vergeet. Wat ik bijvoorbeeld ook zo belangrijk vind is het behoud van dat stukje zelfstandigheid: dat ze hier zoveel mogelijk zelf doen, zolang dat nog kan. Het kleine, vaste team, dat is ook geweldig. En het gevoel is heel huiselijk. Je voelt bij binnenkomst de warmte, de betrokkenheid. Er worden liedjes gezongen, grapjes gemaakt. Ik kom hier als dochter-van heel graag. Ik zie mama echt genieten.”
Op pad en weer thuiskomen
Annie is zelf graag in de tuin aan de gang, wandelt veel en gaat regelmatig op pad, met vriendinnen of op familiebezoek. Ellen: “Maar je merkt nu wel dat ze onzekerder wordt. Kan ik wel meepraten? Vinden ze mij gek? De vraag is dus hoe lang het voor haarzelf nog fijn is om dat soort dingen te doen. Wanneer is het moment dat het echt alleen maar onrust oplevert en ze beter hier kan blijven?” Het is voor Ellen in ieder geval een hele geruststelling dat haar moeder het nu zo fijn heeft. “Als we haar meenemen voor een uitje dan merk je dat ze op een gegeven moment ook wel heel graag weer naar huis wil. Naar haar eigen plekje in Het Boomgaardhuis.”