Het is voor Rietje niet gek om met veel mensen in huis te wonen. Ze groeide op in een groot gezin, met acht broers en zussen. “In een klein huisje. En met al mijn zussen sliep ik in één kamer. Dat was gezellig hoor.”
Nu ze in Het Buitenvestehuis woont, de kleinschalige woonzorglocatie voor mensen met dementie in Steenbergen, is het weer een beetje net als toen. “Haha ja, we zijn hier eigenlijk allemaal zussen van elkaar. We hebben het heel gezellig. En als we elkaar kunnen helpen, dan doen we dat. Als ik een boodschapje ga halen, bijvoorbeeld, en één van hen vraagt of ik iets kan meenemen. Nou, dan doe ik dat. En andersom ook.”
Maar het was wel even wennen hoor, vertelt Rietje eerlijk. “Al die andere mensen. Ik woonde hiervoor alleen, in een appartement. Dat hoorde bij een zorgcentrum. Als ik dan hulp nodig had, kon ik bellen. En dan ging ik weleens bij anderen langs, even een praatje maken. Dat was anders dan hier. Hier ben je samen, eet je samen. Ik moest even wennen, aan de andere mensen. Maar nu kunnen we elkaar niet meer missen!”
‘Doe mij maar een advocaatje met slagroom’
Ze is dan ook bijna nooit in haar studio, vertelt Rietje. “Liever met de andere mensen, met elkaar. Televisiekijken, een babbeltje maken. We wandelen graag samen, en dan gaan we ergens wat drinken. Heel gezellig. En op vrijdagavond, dan vragen ze aan mij: wat wil je drinken? En dan zeg ik: doe mij maar een advocaatje met slagroom! Nou, en dat krijgen we dan gewoon.” Gaat het feest dan door tot in de late uurtjes? “Nou, zegt Rietje. “Dan ben je bezig, en dan wil je niet meer naar huis, hè? Dan gaan we door tot het laatste uurtje.”
Ze vindt het maar wat fijn dat hier zoveel voor haar wordt gedaan. Ze heeft altijd hard gewerkt, in de huishouding. En, voor ze trouwde, in de sigarenfabriek in Roosendaal. “Er was zo’n plank met allemaal gaatjes. Daar gingen die sigaren in. Die werden geperst en gingen dan de machine in. Maar zelf heb ik nóóit gerookt.” Genoeg gewerkt dus. Nu doet ze “helemaal niets meer”. Koken? “Nee, hoor. Nou ja, we helpen wel hoor. Groenten schoonmaken, aardappelen schillen. En ik maak mijn eigen studio schoon. Maar verder helpen met poetsen? Nee hoor, dat moeten ze zelf maar doen.”
‘Als je verdrietig bent, kan je met ze praten’
Ze zijn wel heel lief, de medewerkers van Het Buitenvestehuis, vervolgt Rietje. “Als je ergens mee zit, dan kan je het gewoon vragen. Of als je verdrietig bent, dan praten ze met je. Ja, soms kan je verdrietig zijn, hè?” Rietje weet waar ze over praat. Terwijl ze trots foto’s toont van haar grote familie en de kleinkinderen waarop ze zo trots is, tilt ze ook een foto van één van haar twee zonen op, die op jonge leeftijd overleed. “Hij was 22. Hij was ziek. Dat is heel verdrietig.” Ze krijgt tranen in haar ogen, terwijl ze de foto tegen zich aan drukt. “Maar hij is altijd in mijn hart.”
Het is fijn dat er dan iemand is om mee te praten. Maar eigenlijk heeft ze verder niet zoveel hulp nodig, zegt ze. “Wij allemaal niet. Ik denk dat de mensen hier komen wonen omdat ze graag met gezelschap willen wonen. Omdat ze niet meer alleen konden wonen, misschien? Want er is hier altijd iemand. Ook in de nacht. Dat zeggen we ook: we zijn nooit alleen.”