Hij heeft vooral lichamelijk zo zijn mankementen, haar geheugenverlies is verder gevorderd. Als elkaars mantelzorger zorgden ze goed voor elkaar, toen ze nog zelfstandig woonden. Nu ze zijn verhuisd, blijven ze dat doen. “Natuurlijk was ik liever thuisgebleven, maar ik ben er nu toch wel heel erg blij mee dat we hier wonen. Ik voel me erg beschermd.”
Herman is bijna 88 jaar oud, zijn vrouw Joke 85 jaar. Een aantal maanden geleden verhuisden ze samen naar Het Snijdelhuis, een nieuwe woonzorglocatie voor mensen met dementie in Boskoop. De buurt was voor het echtpaar al bekend: in 1968 behoorden Herman en Joke tot de eerste bewoners van de toen spiksplinternieuwe Snijdelwijk. “We woonden voor de verhuizing in een huis hier vlakbij”, vertelt Herman. “Laatst zijn we naar ons oude huis gewandeld. Als je dan daar in die smalle straat staat merk je pas hoeveel ruimte je hier hebt.”
Want wat wonen ze hier mooi, zo zeggen ze zelf. Veel groen om het huis en kippen in de tuin om voor te zorgen. Een taak die Herman graag op zich neemt. Maar de beslissing om te verhuizen was niet zo makkelijk om te nemen, vertelt hij. “Ik merkte vooral fysiek steeds meer problemen, Joke ging op het gebied van geheugenverlies sneller achteruit. We zorgden voor elkaar, hielpen elkaar. Maar ik ben een paar keer gevallen en kon zelf niet meer opstaan. Dan gaat het niet meer, zelfstandig wonen.”
Altijd iemand in de buurt
Inmiddels is hij toch wel heel blij dat hij samen met Joke in Het Snijdelhuis woont, zegt Herman. “We hebben het prima naar ons zin. En ik voel me hier erg beschermd. Als ik zou vallen, is er altijd iemand in de buurt die me kan helpen. De dames met de groene hesjes, noemen wij ze ook wel. Zij doen alles. Van medicijnen ronddelen tot helpen met steunkousen. Ik heb niet het idee dat er in het team een hele scherpe taakafbakening is. Iedereen helpt elkaar. Dat is dan toch die kleinschaligheid, denk ik, dat is mooi.”
Hoe fijn Herman en Joke het nu ook hebben, het gezamenlijke eten ‘s middags was even wennen. “De kok maakt erg lekkere gerechten, hoor, daar ligt het niet aan. Maar mensen kunnen best een beetje slordig eten. Dan likken ze hun mes af en steken hem vervolgens gewoon weer in de boterpot. Kunnen zij zelf niets aan doen, natuurlijk. We zouden ervoor kunnen kiezen om in onze eigen studio te eten, maar ach, zoals een bewoonster, die het ook opvalt, dan tegen mij zegt: ‘misschien worden wij ook wel zo. We overleven het wel.’ En daar heeft ze natuurlijk gelijk in. Dan trek ik het me niet meer zo aan. Ik realiseer het me, dat het inderdaad ook voor mij kan gaan gebeuren. Het zal erger worden. Maar ja, wat kan ik eraan doen?”
Laatste bestemming
Herman vindt het vooral confronterend als er iemand overlijdt, zoals onlangs het geval was. “Ik ben een gevoelsmens, ik raak daar dan toch van in de war. Natuurlijk weet je dat dit je laatste bestemming is. Je gaat dan denken: wie is de volgende? En als ik naar ons kijk dan realiseer ik me ook: je gaat niet tegelijk. Wie zou dan… Maar ik ben misschien erg gevoelig wat dat betreft.” Hij vertelt over hun oudste zoon, die drie jaar geleden overleed. “Ja, dat hakt erin. Dat is niet hoe het hoort.” Joke knikt instemmend en zegt zachtjes dat dat inderdaad niet hoort. Na een korte stilte vervolgt Herman: “Onze andere zoon woont met zijn gezin in Uden, zij komen regelmatig langs en we hebben veel contact via de telefoon: mijn smartphone is mijn verbinding met de buitenwereld.”
Wat ze verder zoal doen? In Het Snijdelhuis wordt ontzettend veel georganiseerd, vertelt Herman. “We doen ook vaak mee. Maar Joke en ik zijn ook graag op onszelf. De rest kruipt ‘s avonds met de hele meute bij elkaar voor de televisie. Met één afstandsbediening. Ik moet er niet aan denken. Dan zitten wij liever in onze eigen woonkamer in onze eigen makkelijke stoel voor onze eigen televisie. Gelukkig kan en mag dat hier gewoon allemaal.”