
Nog niet zo lang ken ik haar. Net een maand. Maar iets in mij herkent iets in haar. En iets in haar herkent iets in mij. Ik weet niet wat het is, maar als ik haar zie springt er een veertje op in mijn hart. Zou zij dat ook voelen?
Ze is al ver in het proces dat dementie heet. Een gesprek voeren is beperkt tot een paar woorden. Maar een aanraking, een knuffel of de kus op mijn wang die ik van haar krijg, voelen altijd goed.
Als ze jarig is, vraag ik haar of ik haar een knuffel mag geven. Met rollator en al loopt ze mijn armen in. Ik krijg een kus op mijn wang. “Toe nou, zo hoor”, zegt ze. En droogt haar ogen. Allebei zijn we geraakt door het moment.
In haar levensverhaal lees ik dat ze verpleegkundige was. Ik zie voor me hoe ze tijdens haar dienst over de gangen snelt. Zou het dat zijn wat ik in haar herken? Gesneden uit hetzelfde ‘hout’?
Ze groeide op, vlak bij waar ik nu woon. Ze houdt ook van klassieke muziek en van rust.
Ze wijst: er is nog een plekje voor mij
Maar vanavond is ze onrustig. Ze loopt heen en weer en ik ‘laat’ haar. Als ze naar bed wil loop ik met haar mee. Eenmaal ingestopt wijst ze dat er nog een plekje voor mij is. Ik ga naast haar zitten op haar bed en hou haar vast. Als ze langzaam in slaap valt zie ik het namasté-teken, aan de muur, tegenover haar bed. Zou dit zijn wat we in elkaar herkennen?
Allebei verpleegkundige, zij al zoveel langer dan ik. En het dat staat voor: ‘Ik zie je en ik respecteer je. Zoals ik mezelf zie en respecteer. In wezen zijn we ‘één’. namasté
Als ze in slaap gevallen is ga ik verder met mijn dienst.
‘Ik zie wie je bent’
Een klein uur later zie ik haar weer. Achter de deur van haar studio. Het eerste wat ze doet is wijzen naar mij en dan naar haarzelf. ‘Wij samen’ zegt ze. Onbewust beantwoordt ze mijn vraag wat we herkennen in elkaar: ‘Ik zie wie je bent. Ik ben anders en toch hetzelfde!’
Dank u wel dat u mij ziet. Ik zie u ook!