Zoals jullie weten, wonen mensen met dementie bij Dagelijks Leven in een open setting. Dit levert voor nieuwe collega’s soms stressvolle situaties op, zo ookbie oons Annemarie.
Annemarie is goed en wel twee weken bij ons aan het werk als ze, tijdens haar dienst, erachter komt dat er een bewoonster niet aanwezig is. Maar hoe heet deze mevrouw ook alweer? Er bekruipt Annemarie een onbehagelijk gevoel en net als ze zich afvraagt of deze mevrouw wel verkeersveilig is, belt buurman Peter.
‘Deze mevrouw woont niet bij ons’
Buurman Peter woont een paar straten verderop en vraagt Annemarie:“Bin ie d'r ene kwiet?” “Ja, dat klopt”, zegt Annemarie. “Hoezo, heeft u iemand gevonden?” Peter vertelt dat hij inderdaad op straat een dwalende mevrouw heeft aangetroffen. Annemarie geeft een beschrijving van de bewoonster. Peter zegt dat de mevrouw inderdaad lang is, met grijs haar en blauwe ogen. Hij heeft de politie al gebeld, ze zijn onderweg naar zijn huis. Annemarie gaat opgelucht verder met haar overige werkzaamheden.
Een kwartietje later staan de agenten al op de stoep met tussen hen in een lange mevrouw met grijs haar en blauwe ogen. Annemarie ziet echter in één oogopslag dat deze mevrouw, niet de bewoonster is. “Deze mevrouw woont niet bij ons” zegt ze tegen de agenten. “ Maar u bent toch een bewoonster kwijt?” “Ja, maar niet deze!” zegt Annemarie vertwijfeld.
Van geen kwaad bewust
Terwijl Annemarie verderbakkeleit met de agenten komt ondertussen het lijdend voorwerp op haar dooie gemak de poort binnen wandelen. “Goedemiddag allemaal, wat een heerlijk weertje vandaag hè?” zegt Margriet, die zich van geen kwaad bewust is. Annemarie vraagt verbouwereerd: “Waar bent u toch zo lang geweest?” “Ik heb een heerlijke wandeling gemaakt en daarna ben ik op een bankje in de zon gaan zitten. Het was echt zalig”, verkondigt Margriet terwijl ze neuriënd met haar handen in de zakken naar binnen loopt.
Annemarie keert zich zelfvoldaan om naar de agenten en zegt: “Nou zien jullie wel, dat is de mevrouw die ik kwijt was, deze mevrouw ken ik echter niet.” Na wat gezoek en gebel komt het drietal achter de ware identiteit van de dwalende vrouw. Ze blijkt Ellis te heten en in een andere zorginstelling te wonen, aan de andere kant van de stad. De agenten vertrekken weer om haar veilig terug naar huis te brengen.
‘Deze mevrouw woont hier wél!’
De volgende dag werkt collega Elly een heerlijke rustige avonddienst totdat ineens buurman Peter op de stoep staat. Naast hem staat een lange mevrouw met grijs haar en blauwe ogen. Elly vraagt het tweetal vriendelijk wat ze voor hen kan betekenen. Peter kijkt haar verontwaardigd aan. “Wat u voor ons kan betekenen? Ik kom jullie bewoonster weer thuis brengen!” “Maar deze mevrouw woont hier niet”, zegt Elly. “Deze mevrouw woont hier wel!”, antwoordt Peter. “Nou”, zegt Elly, “ik werk hier al heel wat jaren maar deze mevrouw heb ik nog nooit eerder gezien.”
Bij Peter komt nu zo’n beetje het stoom uit de oren als hij zegt: “Maar gisteren is deze mevrouw door de politie hier naartoe gebracht, omdat ze hier woont! ” Ze kijken elkaar niet-begrijpend aan en Elly vindt het tijd om één en ander uit te zoeken. Als ze weten hoe de vork in de steel zit, zorgt Elly ervoor dat Ellis weer veilig thuiskomt.
Elly kan hartelijk lachen om de situatie. Maar buurman Peter? Die lacht als een boer met kiespijn. Ik denk dat hij wel twee keer nadenkt voordat hij weer een goede daad verricht.