Door vasculaire dementie kan de stemming op elk moment omslaan: ‘Ik mag jou niet’
Het is acht jaar geleden, dat u bij ons op locatie komt wonen. Door de jaren heen is de achteruitgang door de vasculaire dementie goed merkbaar. Vooral het laatste jaar kan uw stemming op elk moment omslaan. Van lief en aardig naar opmerkingen waarmee we als omgeving soms moeilijk om kunnen gaan, omdat ze regelmatig héél persoonlijk zijn.
Op dat moment is het belangrijk om te bedenken dat u daar niets aan kunt doen. Dat de ziekte dit met u doet. Het is voornamelijk frustratie, en misschien ook wel angst? Omdat u de alledaagse dingen niet meer begrijpt en uw grip op het leven steeds meer kwijtraakt?
Voor ons als medewerkers de taak om hier goed mee om te gaan. Het helpt om u op deze momenten af te leiden, door het gesprek een andere wending te geven. Daarom is het zó belangrijk dat wij de interesses en ook het levensverhaal van al onze bewoners kennen.
Ontbijt op bed
Op deze dinsdagochtend breng ik u ontbijt op bed.
U heeft de wens om wat langer te blijven liggen. Natuurlijk respecteren we dat.
Ik klop aan uw deur en vraag of ik binnen mag komen. “Ja, wie is daar?” hoor ik aan de andere kant van de deur. Ik noem mijn naam en wacht op antwoord. Vaak hoor ik aan uw intonatie en stem wat ’s ochtends uw stemming is. Deze morgen klinkt het wat nors. “Ja, kom maar, je komt toch wel!”
Voordat ik naar binnen ga, neem ik een paar seconden tijd voor mezelf. Ik adem even diep in en loop met een vriendelijk gezicht naar u toe. U kijkt mij vanuit bed aan, met allerminst vriendelijke ogen. Ik besluit te doen alsof ik dat niet zie. “Goedemorgen,Om de privacy van onze bewoners te beschermen, zijn alle namen in onze blogs verzonnen. Margriet !” Ik noem u bij uw voornaam omdat u daar vaak beter op reageert én omdat is vastgelegd dat u bij uw voornaam genoemd wil worden. “Ik heb uw ontbijt meegenomen en een kopje thee. “Dát zal eens tijd worden! Ik heb honger!” antwoordt u.
Een doordringende blik
“Heeft u lekker geslapen?” vraag ik. “Ja, ik slaap altijd goed.” Nu klinkt de intonatie van uw stem wat milder. De blik in uw ogen lijkt zachter.
“Komt u wat rechtop zitten?” Als ik merk dat u dit niet zelf lukt vraag ik of ik u helpen mag.
Dat mag. Ik help u om beter en hoger in bed te zitten zodat u kunt eten. Ik schuif het bedtafeltje voor u zodat u goed bij uw ontbijt kunt. Ik blijf bij u zitten, omdat u last heeft van slikproblematiek.
Ik vraag of ik even mag zitten. Dit moet ik twee keer vragen omdat mijn vraag niet gelijk bij u aan komt. “Je doet maar”, antwoordt u.
U begint aan uw boterham en tussen twee happen door kijkt u mij doordringend aan. Ik zou daar ongemakkelijk van kunnen worden, maar voordat dat gebeurt knoop ik een gesprek aan over de olifantenknuffel die op uw bed ligt.
‘Dát maak ik zelf wel uit!’
“Wat is die toch leuk, hè Margriet? U houdt erg van olifanten toch?” U wendt uw blik van mij af en beaamt dat u olifanten leuke, fascinerende dieren vind. Ik heb een ingang… ik vertel u dat we in de zomer naar de dierentuin zijn geweest en dat u de knuffel toen van mij gekregen heeft.
U glimlacht. Soms weet u zich dit nog te herinneren, zoals vandaag.
We gaan samen weer even terug in de tijd. Ik laat u het fotoboekje zien die op uw bedtafeltje ligt. Deze is speciaal voor u gemaakt. We kletsen samen nog een poosje door.
Ons vriendelijke gesprek eindigt op het moment als ik u stimuleer om nog een hapje te nemen….
“Dát maak ik zelf wel uit!” antwoordt u. “Ik vind jou niet aardig, ik mag jou niet.”
Ik zeg dat ik dat jammer vind, omdat we elkaar al zolang kennen.
“Ja, dat is waar”, zegt u. “We kennen elkaar al zolang.” U eet verder.
Lelijke wenkbrauwen?
Bij het laatste hapje zegt u dat u mijn wenkbrauwen lelijk vind. U kijkt mij weer doordringend aan.
“Vindt u dat?”, vraag ik. Ik weet dat u vroeger permanente eyeliner op uw oogleden heeft laten zetten en begin daarover om het gesprek een andere wending te geven.
Zo eindigen we in elk geval met een positief gesprek. Als ik even later op sta en u vraag of ik later terug mag komen, zegt u: “Ja graag, je bent lief. Tot straks, lieverd…”