
Mevrouw Potgieter loopt krom gebogen het kantoor in. De verpleegkundig specialist en ik nodigen haar uit te gaan zitten, wat moeizaam lukt. Als ze met enige hulp eenmaal op een stoel zit, vertelt ze dat ze ‘s nachts roept, maar niet snapt waarom. “Ik zeg dan tegen mezelf: Winnie, nú moet je stil zijn! Maar even later roep ik weer.”
Het raakt haar zichtbaar. Ondanks haar dementie kan ze goed vertellen dat ze het vervelend vindt dat anderen last van haar hebben. Ze merkt ook wel dat sommige zusters het moeilijk vinden.
Als weer vertrokken is, spreken we verzorgende Amanda. Zij vertelt wat we ook al van mevrouw Potgieter zelf hebben gehoord: de nachten zijn onrustig. Mevrouw Potgieter gaat ogenschijnlijk lekker slapen, maar al vrij gauw is zij hoorbaar. Ze roept. Ze roept veel en hard: “Help me! Zuster! Heee!” Haar buurvrouw klaagt erover en belt in de nachten: “Zuster, ik kan echt niet slapen door dat geschreeuw van die vrouw!” Kortom; we zitten met de handen in het haar. mevrouw Potgieter Roepgedrag bij dementie staat bekend als één van de moeilijkst te doorbreken gedragingen.
Geen hulpvraag, toch roepgedrag
De verpleegkundig specialist en ik luisteren naar Amanda’s verhaal. Ze heeft, samen met haar collega’s, al van alles geprobeerd. Vragen wat je voor mevrouw Potgieter kunt doen, haar vragen stil te zijn, een tijdje naast haar zitten in de nachten, soms maar even niet reageren… Ook hebben ze haar weleens streng toegesproken. Niets lijkt te helpen: het roepen blijft. Sterker nog, soms heeft Amanda het idee dat het roepen zelfs harder klinkt en langer aanhoudt.
Dat terwijl er vanuit mevrouw Potgieter geen hulpvraag lijkt te zijn in de nachten. Ze hoeft nooit naar het toilet, ze komt nooit uit bed. We bespreken wat we weten van mevrouw Potgieter. Hoe heeft haar leven eruit gezien? Wat is haar karakter? En kunnen we het roepen daarmee verklaren? Ze heeft een fijne jeugd gehad, geen trauma’s meegemaakt die nu nog een rol spelen en wordt omschreven als een zorgzame, lieve vrouw. Wel weten we dat mevrouw Potgieter soms wat angstig is om alleen te zijn.
‘Als ik thuiskom, hoor ik het soms nog’
Een overleg met het hele team volgt. Verschillende teamleden reageren emotioneel. Het voelt zo machteloos! Ze willen mevrouw Potgieter helpen. Als ze zich comfortabel voelde, dan zou ze niet roepen. Ze willen ook de buurvrouw beschermen. Je zou maar moe zijn ’s nachts, maar de slaap niet kunnen vatten doordat je steeds iemand hoort roepen. Ook benoemen verschillende teamleden dat het roepen hen in het hoofd lijkt te gaan zitten. “Als ik thuiskom, dan hoor ik het soms nog.”
Met het team bespreken we dat het gedrag ergens is ontstaan. We denken dat bij mevrouw Potgieter de angst om alleen te zijn de oorzaak is. Als gedrag eenmaal bestaat, dan speelt de omgeving een grote rol in hoe dit gedrag zich verder ontwikkelt. Het gedrag neemt af, neemt toe of blijft gelijk. Omdat iedereen wisselend reageert, krijgt mevrouw Potgieter het ene moment wel iemand aan haar bed als ze roept, maar een andere keer niet. Of het duurt soms kort en soms juist lang voor er iemand komt. Vanuit de wetenschap weten we dat deze wisselende reacties kunnen zorgen voor een toename van gedrag. En dat klopt… Het roepen is toegenomen.
Als ze wakker is, wordt ze even ingestopt
We bespreken dat snelle oplossingen hiervoor niet bestaan. Maar… kunnen we wél doen? Wat willen we eigenlijk samen bereiken? Het team is hier duidelijk in: het belangrijkste is de kwaliteit van leven van mevrouw Potgieter, maar ook een goede nachtrust voor haar buurvrouw.
We spreken af dat we mevrouw Potgieter de zekerheid willen geven dat ze niet alleen is in de nachten. We hopen dat dit haar angst weg kan nemen. Onder leiding van de en in overleg met mevrouw Potgieter én haar dochter, maakt het team een schema. Ieder uur in de nacht gaat er iemand even kijken bij mevrouw Potgieter. Of ze nou roept of niet en of ze nou wakker is of slaapt. Is ze wakker? Dan wordt ze even lekker ingestopt, want daar geniet ze van. Er wordt haar dan ook verteld dat er de hele nacht iemand in de buurt is. De buurvrouw van mevrouw Potgieter krijgt oordopjes. Dat vindt ze zelf een prima oplossing. Op het roepen wordt verder niet meer gereageerd. GVP
Minder roepgedrag: ze hoeft zichzelf niet meer streng toe te spreken
Na een aantal weken spreken we een aantal teamleden. In het begin was het lastig, zo vertellen ze. Ze zijn zó geneigd om mevrouw Potgieter te vragen om stil te zijn. Het had daarom wat voeten in de aarde om écht allemaal te gaan doen wat was afgesproken. Nu merkt het team wel verschil. Het roepgedrag is niet helemaal weg. Wel zijn er nu nachten dat mevrouw Potgieter niet roept. Mevrouw Potgieter vertelt zelf dat ze meer rust heeft gevonden. Het roepen is geen probleem meer; ze hoeft zichzelf niet meer streng toe te spreken. En de buurvrouw? Die slaapt weer ’s nachts.